Driekoningen

Op 6 januari wordt Driekoningen gevierd. Generaties lang vernoemt de Antwerpse familie Moretus haar mannelijke telgen naar die drie koningen: Gaspar (Caspar), Balthasar en (in mindere mate) Melchior. Die traditie begint bij de schoonzoon en opvolger van drukker-uitgever Christoffel Plantijn. Die Jan Moerentorf latiniseert zijn naam tot Moretus. 

Aan die Latijnse naam wordt de betekenis ‘Morenkoning’ gegeven. Dat is een verwijzing naar Balthasar, de zwarte koning. Zijn door Rubens gepenseelde ‘portret’ kan je bewonderen in het Museum Plantin-Moretus. Dat het prachtige kunstkabinet in datzelfde museum versierd is met zwarte figuren met een tulband is dus ook geen toeval. Balthasar Moretus, zoon van Jan, introduceert de ster in het familiewapen van de Moretussen, met als begeleidende spreuk ‘stella duce’: de ster leidt. Het is een ster die de drie koningen wijst waar ze de mens geworden God kunnen vinden. De kerkelijke feestdag van Driekoningen heet eigenlijk ‘Epifanie’. Dat betekent zoveel als ‘verschijning van God in een fysieke vorm’.

Net zoals iedereen die op kraambezoek gaat, nemen de drie koningen geschenken mee: goud, wierook en mirre. Nu trakteren velen op Driekoningen hun naasten en zichzelf op een stuk frangipanetaart. Die gewoonte gaat terug op een lange traditie om van tijd tot tijd de gebruikelijke sociale verhoudingen om te draaien. Al in de middeleeuwen kiezen groepjes mensen op Driekoningen een koning. Wie in een gebak een boon of erwt treft, is koning voor één dag. De Antwerpse schilder Jacques Jordaens beeldt in de zeventiende eeuw uit wat er gebeurt als de koning alle drank betaalt.

Kristel Bekers